Zorgprofessionals en zorgverzekeraars ervaren diverse belemmeringen bij het implementeren van en investeren in preventieve leefstijlinterventies voor patiënten en mensen waarbij is vastgesteld dat zij tot een risicogroep behoren. Dat blijkt uit een inventarisatie van de Rijksoverheid, waarvan de resultaten op 15 juli verschenen.
Gebrek aan financiële prikkel
Het ontbreekt zorgverzekeraars en zorgprofessionals momenteel aan een financiële prikkel om preventieve zorg en leefstijl te vergoeden of aan te bieden, dat is de hoofdconclusie van de inventarisatie van de Rijksoverheid.
Wanneer zorgverzekeraars medische zorg vergoeden, zoals door een arts voorgeschreven medicijnen of specialistische zorg in het ziekenhuis, ontvangen zij daarvoor een zogenoemde vereveningsbijdrage uit het Zorgverzekeringsfonds. Daarmee ontstaat een financiële prikkel om zorg die volgens de landelijke criteria binnen de basiszorg valt te vergoeden en aan te bieden. Kortom, verzekeraars vergoeden basiszorg richting de burger, en de overheid vergoedt basiszorg richting de zorgverzekeraars. Echter blijkt uit de inventarisatie dat interventies die zijn aangemerkt als ‘universele’ en ‘selectieve preventie’, niet in aanmerking komen voor deze vereveningsbijdrage, en daarmee niet vergoed worden binnen de huidige inrichting van de Zorgverzekeringswet.
Daarnaast waarschuwt het rapport voor mogelijke onduidelijkheid wanneer financiële prikkels wèl zouden worden geïnitieerd. Het moet goed helder zijn wie hiervoor organisatorisch en financieel verantwoordelijk wordt. Dit betreft vooralsnog een grijs gebied, en er moet goed worden nagedacht welke interventies worden ondergebracht binnen welk domein. Afhankelijk van de doelgroep en het type interventie zijn de mogelijk verantwoordelijke domeinen Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Wet Publieke Gezondheid en de Jeugdwet. Totdat duidelijkheid ontstaat waar de verantwoordelijkheid precies ligt, wachten verzekeraars en gemeenten op het vaststellen daarvan en wordt preventieve zorg vooralsnog niet vergoed. Om deze benodigde helderheid te verschaffen is het Zorginstituut Nederland gevraagd om hierover een uitspraak te doen.
Gebrek aan tijd
In het rapport kwam ook naar voren dat zorgprofessionals te weinig tijd hebben om over een gezonde levensstijl in gesprek te gaan met hun patiënten, en zelfs voor een zorgvuldige doorverwijzing is onvoldoende tijd beschikbaar. Daarnaast ontbreekt het ook zorgprofessionals aan een financiële prikkel om in te zetten op preventieve zorg. Sterker nog, het tegenovergestelde is van toepassing: als een patiënt langer in zorg is, levert dit de zorgprofessional vaak meer op. De zorgprofessional wordt daarmee impliciet aangemoedigd om meer medische zorg, en minder preventieve zorg te bieden. Dat lijkt in strijd met het dringende advies van gezondheidswetenschappers die juist het belang van preventieve maatregelen en een gezonde levensstijl benadrukken, juist wanneer het gaat om het betaalbaar houden van de zorg.
Gebrek aan aandacht voor preventie en leefstijl in zorgopleidingen
Daarnaast is er te weinig aandacht voor de rol van leefstijl en preventie in de geneeskunde en verwante vakgebieden, aldus de inventarisatie van de Rijksoverheid. Dat geldt voor zowel de specialisaties die aangeboden worden binnen de Nederlandse geneeskundeopleidingen, als de bijscholingstrajecten die reeds afgestudeerde zorgprofessionals volgen. Er wordt verder niet bediscussieerd welke partij verantwoordelijk zou moeten zijn voor aanpassingen in de medische curricula en bijscholingstrajecten.
Het volledige document is te downloaden op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2022/07/15/bijlage-ervaren-belemmeringen-investeren-in-preventie-en-leefstijl